Stotteren wordt omschreven als "onregelmatigheden in het spreekritme, waarbij de spreker precies weet wat hij wil uitdrukken maar daar op het ogenblik niet in slaagt, doordat zich een onvrijwillige herhaling, verlenging of onderbreking van een klank voordoet". In het DSM-IV is stotteren ingedeeld bij de ontwikkelingsstoornissen.
Stotteren heeft twee verschijningsvormen: het openlijk en het verborgen stotteren. Het openlijk stotteren zijn de blokkades, herhalingen en ongewilde pauzes tijdens het spreken. Het verborgen stotteren blijft voor de buitenwereld onzichtbaar, maar is vaak nog veel belangrijker dan het openlijk stotteren: het vermijden van moeilijke woorden, de spreekangst en de minderwaardigheidsgevoelens. Om deze reden wordt stotteren vaak vergeleken met de metafoor van de ijsberg. Het gedeelte van de ijsberg dat boven het wateroppervlak uitsteekt, is het openlijk stotteren. Het gedeelte van stotteren dat onder het wateroppervlak verborgen blijft, is vaak veel groter maar wordt door buitenstaanders niet waargenomen.
De exacte oorzaak van stotteren is nog niet achterhaald. Er is enkel bekend dat stotteren een coördinatiestoornis is in de hersenen, waardoor stotteraars er niet in slagen om hun gedachten vloeiend te articuleren.
Er wordt aangenomen dat stotteren een genetische oorzaak heeft, want stotteren komt vaak in dezelfde families voor. Daarnaast blijken mannen veel meer last te hebben van stotteren: 80% van de stotteraars zijn van het mannelijk geslacht. Ongeveer 1% van de bevolking stottert, zo'n 60 miljoen mensen in totaal.
In de loop der jaren zijn reeds vele stottertherapieën ontwikkeld. Grosso modo zijn ze in twee grote families in te delen: stuttering modification en fluency shaping. Bij stuttering modification wordt stotteraars geleerd om vloeiend te stotteren en wordt vooral aan het verborgen stotteren gewerkt, terwijl bij fluency shaping gestreefd wordt naar een vloeiendere spraak.
Tijdens het spreken krijgt een mens constant terugkoppeling over hetgeen gezegd wordt. De voor de spraak verantwoordelijke spieren (tong, lippen, kaakspieren enzovoort) moeten een door het voor de spraak verantwoordelijke deel van de hersenen (de temporale kwab van de linker hersenhelft) bepaalde beweging maken. Wanneer een spierbeweging fout gaat (dreigt te gaan) vanwege bijvoorbeeld verkeerde ademhaling door spanning wordt dit aan de hersenen teruggekoppeld. Bij een stotteraar wordt deze terugkoppeling te vaak gegeven, waardoor de spieren blijven corrigeren. Dit veroorzaakt bekende stottersymptomen. Het probleem ligt dus in de afstemming tussen de hersenen en de spieren die voor de spraak verantwoordelijk zijn.
Bij mensen die stotteren beweegt de middenrifspier niet vloeiend omhoog waardoor de luchtstroom ook onregelmatig tegen de stembanden wordt geperst. Dit uit zich uiteindelijk in een vorm van stotteren.
Voor een gesprekspartner is vaak een groot gedeelte van de spraakstoornis niet merkbaar: het verborgen stotteren. Dit omvat bijvoorbeeld angst voor bepaalde geluiden of woorden, angst voor bepaalde situaties, nervositeit, zelfmedelijden, stress, schaamte en het gevoel geen grip meer te hebben op de loop van het gesprek. Het verborgen stotteren kan net zozeer een verergering van het hoorbare stotteren tot gevolg hebben als een belemmering voor behandeling van de spraakstoornis zijn.
Daar waar er voor het 'open' stotteren wel degelijk fysieke oorzaken zijn gevonden, is het verborgen stotteren vaak enkel een gevolg van de (door de stotteraar ervaren als zijnde) negatieve reactie van de omgeving. Deze negatieve reactie kan variëren van het gepest worden door kinderen op school tot het door de ouders aangeleerde 'trucje' om stotteren af te leren ("knip even met de vingers, en probeer het dan eens opnieuw").
Deze voor de stotteraar negatieve associaties met zijn spraakstoornis kunnen leiden tot vermijdingsgedrag, vooral bij de jongere stotteraar. Dit vermijdingsgedrag bestaat uit:
Stotteren begint tussen twee en negen jaar, omdat kinderen dan meer en meer leren praten. Stotteren komt meer voor bij jongens of mannen (77,4%), dan bij meisjes en vrouwen (22,6%). In de puberteit stotteren er meer mensen harder dan op andere leeftijdsgroepen.
Bij neurogeen stotteren speelt leeftijd natuurlijk geen rol.
Wanneer men een conversatie aangaat met een stotteraar, is het belangrijk zich niet te laten afleiden van de conversatie of in ieder geval de over te brengen boodschap zelf. Hoewel iedere stotteraar zijn of haar voorkeur heeft wat betreft het onderbreken, herhalen of andere goed bedoelde hulpmiddelen, zijn er een aantal algemene tips aan te wijzen. Nogmaals, het belangrijkste doel van deze tips is het stotteren niet te laten afleiden van wat de stotteraar te zeggen heeft.
Ivan Impoco ontwikkelde een techniek die hemzelf van het stotteren afhielp. Zijn techniek bestaat eruit minder te articuleren en bij elke lettergreep een spiercontractie van de bovenarmen uit te voeren.