SGA is de medische afkorting voor Small for Gestational Age, een 'te kleine lengte en/of gewicht voor de zwangerschapsduur'.
De meeste kinderen die bij de geboorte te klein zijn voor de zwangerschapsduur gaan na de geboorte harder groeien dan andere kinderen en hebben hun groeiachterstand voor hun tweede verjaardag ingehaald. Ongeveer 10% van de SGA geboren kinderen blijft te klein.
SGA kan, naast de geringere lengte, verschillende andere kenmerken hebben. Daarom is elk kind met SGA anders en zal het andere aspecten van de aandoening vertonen.
SGA kan veel verschillende oorzaken hebben. Deze oorzaken kunnen echter teruggebracht worden tot vier factoren die de groei van het kind in de baarmoeder kunnen beïnvloeden:
De moeder
De oorzaak van de slechte groei kan bij de moeder liggen. Mogelijke oorzaken: slechte voeding, roken, alcohol drinken of zware lichamelijke arbeid tijdens de zwangerschap of een ziekte (bijvoorbeeld een infectie, hoge bloeddruk, zwangerschapsvergiftiging) tijdens de zwangerschap.
De placenta
Ook de placenta (moederkoek) kan invloed hebben op de groei. Als de placenta onderontwikkeld is en dus niet voldoende voedingsstoffen doorgeeft, plotseling loslaat, afwijkende bloedvaten heeft of als de bloedtoevoer verstopt raakt, kan dit leiden tot een laag geboortegewicht en/of een kleine geboortelengte.
Het kind
De oorzaak van de slechte groei kan ook bij het kind zelf (de foetus) liggen. Het kind heeft bijvoorbeeld een aangeboren afwijking (primaire groeistoornis) of een bepaalde ziekte zoals een stofwisselingsstoornis (secundaire groeistoornis). Ook bij meerlingzwangerschappen zijn kinderen vaak kleiner dan normaal.
Kenmerken van de ouders
Soms ligt de verklaring voor een kleine lengte voor de hand: de ouders van het kind zijn ook klein. De leeftijd speelt ook mee: oudere moeders krijgen vaker kleinere kinderen.
Als een kind te weinig groeit doordat het eigen groeihormoon niet goed werkt, kan er een behandeling met groeihormoon worden gegeven. Wanneer vroeg met de behandeling wordt begonnen, kan vaak een normale eindlengte worden bereikt. Maar als een kind klein is door erfelijke aanleg (kleine ouders) of door een botziekte, dan heeft behandeling met groeihormoon geen zin.
De beslissing om een behandeling met groeihormoon te gaan geven, wordt gewoonlijk genomen door de kinderarts-endocrinoloog en het gezin samen. Als ouder heb je natuurlijk allerlei vragen over de behandeling, over het injecteren, over het inpassen in het alledaagse leven, kan je kind nog reizen of uit logeren, sporten, hoe lang gaat de behandeling door, wat kun je ervan verwachten.