Darmkanker is een verzamelnaam voor verschillende soorten kanker van de dunne darm, dikke darm en de endeldarm (rectum).
Kanker van de dunne darm is erg zeldzaam. Indien een zwelling gevonden wordt in het verloop van de dunne darm, is deze meestal goedaardig: lipomen (vetcellen), neurofibromen (zenuwcellen), fibromen (bindweefselcellen), en leiomyoom (spiercellen).
Kanker van de dikke darm is een veel voorkomende vorm van kanker: qua incidentie nummer 3 bij mannen en nummer 2 bij vrouwen. Eén persoon op 20 zal in zijn leven geconfronteerd worden met darmkanker. Indien darmkanker al op jonge leeftijd optreedt, kan het duiden op de aanwezigheid van een erfelijke component, vaak komt de patiënt uit families waarin al eerder darmkanker geconstateerd was. Indien een eerstegraads familielid (ouder of kind) dikkedarmkanker heeft, of heeft gehad, dan is het relatieve risico om het zelf ook te krijgen met een factor 2-3 verhoogd. Hoe eerder de diagnose bij het eerstegraads familielid werd vastgesteld, hoe groter het risico.
Tevens geldt, hoe meer familieleden de aandoening hebben, hoe groter het risico. De aanwezigheid van veel darmpoliepen is ook risicofactor, aangezien deze poliepen kwaadaardig kunnen ontaarden. De incidentie van dikkedarmkanker neemt sterk toe met de leeftijd en komt met name voor bij personen van 50 jaar of ouder. Bij personen in de leeftijd van 40-49 jaar komt het voor bij 50 per 100.000, en in de leeftijd van 60-69 jaar komt het voor bij 330 per 100.000.
Preventie
Vroege opsporing
Een van de mogelijkheden om darmkanker vroeg op te sporen is onderzoek naar bloedverlies in de ontlasting. In Nederland heeft de Gezondheidsraad op 17 november 2009 aan de minister van Volksgezondheid aanbevolen om te starten met een bevolkingsonderzoek naar darmkanker bij inwoners tussen de 55 en 75 jaar. De ontlasting kan worden onderzocht in het klinisch chemisch laboratorium met behulp van een occult-bloedtest. Naar verwachting van de Gezondheidsraad zou dit bevolkingsonderzoek 1400 sterfgevallen per jaar in Nederland kunnen voorkomen. Op 16 februari 2010 liet de minister in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer weten dat zij verwacht in het voorjaar van 2011 een besluit te kunnen nemen over het al dan niet invoeren van een bevolkingsonderzoek. Voorlopig zijn er niet alleen budgettaire problemen maar is men ook nog niet zeker of er voldoende MDL-artsen zullen zijn om het aantal darmonderzoeken uit te voeren die dit zal meebrengen.
Klachten
De klachten van dikkedarmkanker zijn veelal aspecifiek. Alarmsymptomen die mogelijk op dikkedarmkanker kunnen wijzen zijn een veranderd ontlastingspatroon, ongewild gewichtsverlies en rectaal bloedverlies. Rectaal bloedverlies komt voor bij tumoren die dichtbij het einde van het maag-darmkanaal liggen en zit dan door de ontlasting heen. Chronisch (microscopisch) bloedverlies uit tumoren aan het begin van de dikke darm blijft meestal onopgemerkt, vaak komen deze patiënten met klachten van bloedarmoede (anemie) bij een arts. Patiënten hebben ook vaak last van luchtophopingen in de dikke darm.
De meest toegepaste behandelingen bij darmkanker zijn:
Veel gebruikte geneesmiddelen zijn: fluorouracil (Fluracedyl) , Oxaliplatine (Eloxatine, Oxalisin), folinezuur (Leucovorine, Rescuvolin), irinotecan (Campto), bevacizumab (Avastin).
Vaak is een combinatie van deze behandelmethoden nodig. De keuze en de volgorde van de verschillende behandelingen is onder meer afhankelijk van de kenmerken van de tumor, het stadium van de ziekte, de leeftijd waarop darmkanker wordt vastgesteld en de wensen van de patiënt.