Carpaletunnelsyndroom (CTS) is een aandoening in de pols waarbij de middelste zenuw (nervus medianus) bekneld is. De nervus medianus loopt vanuit de onderarm via een opening in de handwortelbeentjes naar de handpalm. Deze opening wordt de carpale tunnel genoemd.
Het carpaletunnelsyndroom treedt op wanneer het weefsel in en rondom de carpale tunnel gezwollen is. De klachten zijn vaak uiteenlopend van aard en vertonen veel overlapping met andere CANS-aandoeningen, waardoor een juiste diagnose op basis van de klachten moeilijk is.
Met elektromyografie (EMG) van de betrokken spieren kan uitsluitsel worden gekregen of er al dan niet sprake is van carpaletunnelsyndroom. Als zeker is dat de zenuw bekneld is kan met operatief ingrijpen de druk op de zenuw weggenomen worden. CTS is een van de meest voorkomende neurologische aandoeningen in de bevolking en komt bij vrouwen (nog) vaker voor dan bij mannen.
Typerende verschijnselen:
Bij een typische presentatie van het beeld is de diagnose al nagenoeg zeker na onderzoek in de spreekkamer. Deze kan daarna bevestigd worden door een (kort) spierzenuwonderzoek (EMG), dat wordt uitgevoerd door een neuroloog, klinisch neurofysioloog of eventueel een KNF-laborant. Bloedonderzoek, röntgenfoto's en scans hebben geen plaats bij de diagnostiek van een CTS.
De behandeling is afhankelijk van de ernst, de duur, arbeidsomstandigheden en de voorkeur van de patiënt. Bij langdurige en ernstige klachten is een operatie de beste keus. Dit is een goede en definitieve behandeling waarmee 90% van de patiënten geneest. De operatie wordt meestal poliklinisch uitgevoerd door een orthopedisch chirurg, een neurochirurg of een plastisch chirurg. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat conservatieve therapie zoals fysiotherapie, advies en uitleg, injecties met corticosteroïden, nachtelijk spalken of ergonomische aanpassingen op lange termijn effectief zijn.