Amyotrofe laterale sclerose of ALS is een tamelijk zeldzame neurologische ziekte waarbij de motorische zenuwcellen in het ruggenmerg, de hersenstam en de motorische cortex van de hersenen afsterven waardoor progressief krachtsverlies en verlamming ontstaat, die uiteindelijk tot de dood van de patiënt door verlamming van de ademhalingsspieren leidt. De aandoening wordt soms nog wel de ziekte van Charcot genoemd naar de eerste beschrijver, en in de VS Lou Gehrig's disease, naar een beroemde honkballer die eraan leed.
De ziekte begint meestal op volwassen leeftijd (gemiddeld 50 tot 60 jaar). De jaarlijkse incidentie (het aantal nieuwe gevallen per jaar) is ongeveer tussen de 1,4 en 3 per 100.000 mensen, en de prevalentie (het aantal patiënten op een bepaald ogenblik) ligt tussen de 4 en 6 per 100.000 mensen. In Nederland zijn er ongeveer 1000 ALS-patiënten, het grootste deel daarvan is man.
De oorzaken en het exacte ontstaansmechanisme van zowel de erfelijke als de sporadische vorm van ALS zijn onbekend. Voor de erfelijke of familiaire vorm (slechts 5% van de totale incidentie van ALS) is er een aantal genetische factoren bekend die geassocieerd worden met het ontwikkelen van de ziekte. Een genetisch defect op chromosoom 21 in het gen dat codeert voor het koper/zink superoxide dismutase (SOD1) is autosomaal dominant overerfbaar en is verantwoordelijk voor circa 20% van de familiale ALS gevallen.
Algemeen wordt aangenomen dat het een multifactoriele aandoening is. Dit houdt in dat verscheidene genetische en mogelijke milieufactoren een rol spelen in het ontstaan van de ziekte.
Er bestaan verschillende hypothesen betreffende de pathogenese van deze ziekte:
ALS begint vaak met krampen en kleine onwillekeurige spierbewegingen, die een soort golfvormige bewegingen op de huid veroorzaken (fasciculaties). Ze zijn soms pijnlijk, vooral als ze in de kuiten optreden.
Tegelijk met de krampen en fasciculaties of enige tijd later ontstaan ergens in het lichaam spierzwakte en verschrompeling (atrofie) van een of meer spieren. Dit kan bijvoorbeeld een hand of been zijn, maar soms ook in de keel of tong. Soms beginnen de spierzwakte en atrofie in een ademhalingsspier, maar dat is zeldzaam. Meestal begint het mis te gaan in de fijne motoriek van de hand (vingers) of met een klapvoet (parese voetheffers). De spierzwakte en atrofie breiden zich langzaam (meestal van distaal naar proximaal) uit tot andere spieren. Krampen en fasciculaties verdwijnen in spieren die krachteloos worden. Soms zijn spieren (bijvoorbeeld in de armen en benen) enige tijd stijf of spastisch voordat ze slap en krachteloos worden. Deze rigiditeit en spasticiteit treden echter zelden op en zijn daarom geen diagnostisch criterium.
Na verloop van tijd verzwakken ook de keelspieren: het spreken wordt onduidelijk (dysartrie), en spreken en slikken worden later vaak onmogelijk. Bovendien krijgen veel ALS-patiënten in het eindstadium klachten over dwanghuilen en/of dwanglachen (bij het minste of geringste in huilen of lachen uitbarsten). Door aantasting van de ademhalingsspieren kunnen kortademigheid en ademnood optreden. De meeste mensen overlijden uiteindelijk doordat de ademhalingsspieren zo verzwakt zijn dat deze ook uitvallen (wel of niet in combinatie met een longontsteking)
Mensen met ALS verliezen niet hun gezichtsvermogen, gehoor, tastzin, reukzin of smaak. De spieren van de urineblaas en oogspieren worden niet beïnvloed, en evenmin het libido en de seksuele functies. Ook de cognitieve functies blijven onaangetast.
Door de grote overeenkomsten qua symptomen wordt ALS ook wel eens verward met Primaire laterale sclerose (PLS), SMA type III, of PSMA.
Er zijn verschillende typen ALS (tussen haakjes het percentage patiënten met die vorm van ALS):
Ook wordt er een onderscheid gemaakt naargelang de eerste symptomen. Zo verschilt het ziekteverloop bij de zogenaamde bulbaire vorm van ALS, in tegenstelling tot de primaire vorm, in die zin dat de symptomen ervan starten ter hoogte van de motorische innervatie van de bulbaire spieren. Deze omvatten oa de nek-, gelaats-, tong- en ademhalings-spieren. De problemen met slikken, praten en uiteindelijk de ademhaling beginnen vroeger en de symptomen in de extremiteiten kunnen zelfs geheel achterwege blijven. De bulbaire vorm kent een slechtere prognose in vergelijking met de algemene vorm van ALS.
Zeldzame subvormen:
Andere ziekten waarbij de motorische zenuwcellen afsterven
Protocollair
Het enige medicijn dat momenteel geregistreerd is voor de behandeling van ALS is Rilutek (werkzame stof riluzol), een middel dat natriumkanalen en de glutamaatreceptor (NMDA-receptor) blokkeert, met als doel de (destructieve) effecten van glutamaat op zenuwcellen tegen te gaan. In de praktijk blijkt dit middel het leven echter slechts enkele maanden te verlengen.
Verder bestaat de behandeling vooral uit verschillende therapievormen zoals fysiotherapie, ergotherapie, en logopedie. Spasticiteit kan behandeld worden met injecties met botulinetoxine of een spierverslapper. Ademhalingsproblemen kunnen verlicht worden door verschillende methoden van mechanische beademing.
Experimentele behandelmethoden
Overleving ligt gemiddeld tussen de 1 en 4 jaar. Ongeveer 10% van de patiënten overleeft langer dan 10 jaar. Een bekend voorbeeld van een patiënt met een lange overlevingsduur is de Britse fysicus Stephen Hawking, die al sinds 1962 aan de ziekte lijdt.