Onder dermatitis artefacta wordt verstaan een huidaandoening die door eigen toedoen van een persoon veroorzaakt is, met als doel het verwerven van de status van dermatologisch patiënt. Dermatitis artefacta is betrekkelijk zeldzaam en de prognose wordt over het algemeen als ongunstig beschouwd.
Cliënten met deze diagnose roepen bij hun behandelaars vragen en discussie op. Zij passen niet in het gebruikelijke beeld van een dermatologische patiënt die hinder ondervindt van een huidziekte en zo snel mogelijk wil genezen.
Dermatitis artefacta in relatie tot zelfbeschadiging
Dermatitis artefacta wordt volgens het psychiatrische classificatiesysteem DSM-IV ingedeeld bij de nagebootste stoornissen. Cliënten met dermatitis artefacta dienen te worden onderscheiden van andere cliënten met zelfbeschadigend gedrag waarbij het doel om de status van dermatologisch patiënt te verkrijgen niet op de voorgrond staat, bijvoorbeeld cliënten met impulscontrole-stoornissen, zoals acne excoriée en trichotillomanie.
Een belangrijk verschil is dat deze cliënten hun zelfbeschadigend gedrag meestal zullen erkennen, waardoor zij veel toegankelijker voor behandeling zijn. Ook cliënten met zelfbeschadiging als gevolg van een psychotische beleving zoals parasietenwaan en dysmorfofobie dienen te worden onderscheiden.
Er bestaan verschillende soorten vormen van dermatitis artefacta:
Er zijn diverse oorzaken die tot dematitis artefacta kunnen leiden, te weten:
Genetisch
Sommige psychiatrische aandoeningen zitten in de familie.
Psychiatrische aandoeningen
Dermatitis artefacta kan soms in combinatie worden gezien met :
Chronische ziekten
Chronische ziekten die in verband kunnen worden gebracht met dermatitis artefacta :
Eventueel reeds lang bestaande medische aandoening zoals :
Dermatitis artefacta komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Het ontstaat in de late adolescentietienerjaren en in begin van de volwassenheid. Een aanname die gedaan wordt is dat vrouwen de neiging hebben om emotioneel onvolwassen te zijn of problemen te hebben op het psychosociale vlak of in interpersoonlijke relaties.
Cliënten met dermatitis artefacta lijden vaak aan een psychiatrische aandoening, hoewel deze nog niet bekend zijn wanneer de cliënt zich presenteert met dermatitis artefacta. De psychiatrische aandoeningen die samen met dermatitis artefacta worden waargenomen zijn ondermeer: angst, depressie, persoonlijkheidsstoornissen, psychotische stoornissen en dissociatieve stoornissen.
De intelligentie van de cliënt varieert, maar velen hebben enige oppervlakkige medische kennis. Stress of PTSS kunnen er eveneens bij betrokken zijn. Een ander gegeven is dat er vaak sprake is van een abnormale waarneming van het eigen lichaam, vergelijkbaar met BDD en anorexia nervosa.
Aan te wijzen psychosociale factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van en terugval van dermatitis artefacta. Dit is wel afhankelijk van de leeftijd en de leefsituatie van de cliënt.
De symptomen en kenmerken van dermatitis artefacta zijn:
De diagnose dient door de behandelend dermatoloog op basis van dermatologische bevindingen te worden gesteld. Voorwaarde is het onvermogen om de medische achtergrond achter de gepresenteerde symptomen aan te tonen.
De diagnose wordt echter vooral gesteld op basis van de locatie, de vorm en het beloop van de huidafwijkingen. De beschadigingen komen overwegend voor op bereikbare plaatsen zoals armen, handen, hoofd, nek, benen, voeten, romp en buik. Bij rechtshandigen komen in grotere mate beschadigingen op de linkerzijde van het lichaam voor en andersom.
Genezing van de beschadigingen treedt op wanneer zij voor de cliënt onbereikbaar worden gemaakt, bijvoorbeeld door inpakken met een zinklijm- of gipsverband. In enkele gevallen kan door observatie (bijvoorbeeld door verpleegkundigen tijdens een opname of door verwanten) het toebrengen van beschadigingen worden waargenomen.
Psychosociale bevindingen kunnen de diagnose ondersteunen. Veelal zijn cliënten al bekend met psychiatrische problematiek of een ziektegeschiedenis met lichamelijk onverklaarde klachten.
De behandeling dient er op gericht te zijn het zelfbeschadigend gedrag te doen verminderen of te laten verdwijnen. Dit doel kan meestal pas op langere termijn worden gerealiseerd. Wanneer de cliënt rechtstreeks wordt geconfronteerd met de diagnose, zal hij in de meeste gevallen zijn eigen aandeel hierin ontkennen.
In de sfeer van wantrouwen (deze kan gemakkelijk ontstaan), ook als er slechts indirecte toespelingen op het zelfbeschadigende gedrag van de cliënt worden gedaan ontwikkelt zich geen wederzijdse basis voor therapeutisch handelen. Vaak zal de cliënt het contact verbreken, zijn huidbeschadigingen blijven veroorzaken en andere artsen of instanties gaan bezoeken.
Wil de dermatoloog therapeutisch iets voor de cliënt betekenen, dan zal eerst aandacht geschonken moeten worden aan het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de cliënt. Deze vertrouwensrelatie moet er voor zorgen dat de cliënt contact met de dermatoloog blijft houden en het spreekuur blijft bezoeken.
Koblenzer geeft een aantal belangrijke aanbevelingen. Zo stelt zij voor te starten met een symptomatische behandeling, de cliënt regelmatig te laten terugkomen en zoveel mogelijk te laten participeren in de behandeling. Dit laatste dient ervoor om de cliënt op een positief verzorgende manier met de huid te leren omgaan in plaats van op een destructief-beschadigende manier. In tegenstelling tot de diagnostische fase is het inpakken in bijvoorbeeld zinklijm niet zinvol, want de cliënt zal er meestal toe overgaan op een andere plaats huidbeschadigingen te veroorzaken, dan wel binnen korte tijd na het beëindigen van de behandeling op dezelfde plaats een nieuwe beschadiging aan te brengen.
Voorts moet de dermatoloog er voor waken zich niet door de cliënt tot nieuw onderzoek te laten verleiden, bijvoorbeeld nieuwe allergologische testen. Tijdens de periode waarin de vertrouwensrelatie met de cliënt wordt opgebouwd, krijgen de dermatoloog en de geconsulteerde psycholoog of psychiater gelegenheid om meer te weten te komen over de psychiatrische problematiek van de cliënt en kan een multidisciplinair behandelplan worden opgesteld.
In aanvulling op de dermatologische behandeling is in de meeste gevallen een psychotherapeutische behandeling noodzakelijk om het zelfbeschadigend gedrag van de cliënt te laten verdwijnen. Voorwaarde is dat de dermatoloog de cliënt eerst confronteert met het feit dat deze de huid aandoening zelf veroorzaakt. Als de cliënt niet ontvankelijk is voor confrontatie, is een oorzakelijke therapie niet mogelijk. De dermatoloog zal samen met de psycholoog of psychiater bij iedere cliënt zorgvuldig moeten bekijken in welk stadium van de behandeling confrontatie geïndiceerd is.
Er gelden enkele algemene aanbevelingen voor confrontatie met zelfbeschadigend gedrag:
Indien de cliënt zijn eigen aandeel in de oorzaak van zijn huidaandoening erkent, kan een psychotherapeutische behandeling starten die erop gericht is het zelfbeschadigend gedrag te laten verdwijnen. In een psychotherapeutische behandeling zullen de functies van het zelfbeschadigend gedrag worden verhelderd. Vervolgens is de behandeling erop gericht de cliënt nieuwe oplossingsstrategieën te leren en het zelfbeschadigend gedrag te doen verminderen.