Chromosoomafwijking

Op deze pagina vindt u een zorgvuldig samengestelde lijst van de beste specialisten op het gebied van chromosoomafwijkingen in Nederland. Ontdek deskundigheid en ervaring om de juiste zorg voor uw verhaal te waarborgen.

Uitgelichte chromosoomafwijking specialisten

Vind een chromosoomafwijking specialist in uw regio

Informatie over chromosoomafwijking

Chromosoomafwijking

Een chromosomale afwijking is een afwijking in het aantal chromosomen (numerieke afwijkingen), of in de structuur van chromosomen (structurele afwijkingen). Chromosomale afwijkingen treden vooral op wanneer er iets fout gaat in de celdeling.

Numerieke afwijkingen

Ieder diploïde organisme heeft normaal gesproken alle chromosomen in tweevoud, met uitzondering van de geslachtschromosomen. Wanneer bij een individu één chromosoom uit een chromosomenpaar ontbreekt, dan spreekt men van monosomie. Wanneer een individu een extra kopie heeft van een chromosoom, dan spreekt men van trisomie. Bij het Syndroom van Down komt chromosoom 21 in drievoud voor. Daarom staat het Syndroom van Down ook wel bekend als 'Trisomie 21'. Het Syndroom van Turner is een voorbeeld van monosomie bij geslachtschromosomen. Bij het Syndroom van Turner wordt een individu geboren met één X-chromosoom.

Structurele afwijkingen

Bij een structurele afwijking is de structuur van een chromosoom veranderd, meestal ten gevolge van een chromosomale mutatie. De volgende vormen worden onderscheiden: Deletie Bij een deletie ontbreekt er een stukje chromosoom. Dit kan bij elk chromosoom gebeuren, gelijk waar op het chromosoom en kan ook van elke grootte zijn. Indien de genen die dan ontbreken belangrijke instructies bevatten, kan de persoon een leerstoornis hebben, ontwikkelingsachterstand of gezondheidsproblemen. De ernst van deze problemen hangt af van waar of hoeveel stukjes chromosoom er ontbreken. Duplicatie Duplicatie betekent dat een chromosoom zichzelf of een stukje van zichzelf heeft gedupliceerd, zodat er te veel chromosomenmateriaal aanwezig is. Dit bijkomende chromosomenmateriaal kan betekenen dat er ook te veel instructies aanwezig zijn, meer dan het lichaam kan verwerken. Dit kan resulteren in een leerstoornis, ontwikkelingsachterstand en gezondheidsproblemen bij een kind. Insertie Insertie betekent dat er ergens een stukje chromosoom op een ongewone positie is toegevoegd, of aan hetzelfde of aan een ander chromosoom. Indien er dan geen bijkomend of ontbrekend chromosomenmateriaal is, dan is deze persoon vaak gewoon gezond. Indien er wel bijkomend of ontbrekend chromosomenmateriaal is, dan kan deze persoon een leerstoornis, ontwikkelingsachterstand en gezondheidsproblemen hebben. Inversie Inversie betekent dat een stukje chromosoom zich 180 ° rond zijn as omgedraaid heeft, waardoor de volgorde van de genen in de chromosoom is veranderd. Bij een meerderheid veroorzaakt dit geen gezondheidsproblemen. Er bestaan 2 soorten inversies: pericentrische en paracentrische. Bij een paracentrische inversie is slechts één van de twee armen van het chromosoom betrokken(ofwel de korte, ofwel de lange arm). Translocatie Bij translocatie zit een stukje van het ene chromosoom op een ander chromosoom. Wanneer de stukjes gewoon van chromosoom verwisseld zijn, spreekt men een reciproque translocatie. Wanneer twee chromosomen aan mekaar komen vast te zitten spreekt men van een Robertsonian translocatie. Ringen hromosomen-ring betekent dat de uiteinden van een chromosoom bij elkaar komen zoals bij een "ring" Dit komt meestal voor wanneer de uiteinden van eenzelfde chromosoom afbreken. De uiteinden zijn dan "kleverig" en vormen een ring. Het effect hiervan is meestal afhankelijk van hoeveel chromosomen-materiaal, en dus "informatie" er is weggevallen wanneer de ring werd gevormd. Voorbeelden van genetische afwijkingen ten gevolge van chromosomale mutaties zijn:

  • Syndroom van Wolf-Hirschhorn: wordt veroorzaakt door een deletie in chromosoom 4
  • Syndroom van Jacobsen: wordt veroorzaakt door een deletie in chromosoom 11
  • HMSN type 1A: wordt veroorzaakt door een duplicatie van het PMP22-gen op chromosoom 17.

Erfelijkheid

De meeste chromosomale afwijkingen ontstaan in de geslachtscellen of in het embryo. Een chromosomale afwijking hoeft daarom niet geërfd te zijn van de ouders. Een chromosomale afwijking kan in sommige gevallen wel doorgegeven worden aan het nageslacht. Wanneer de chromosomale afwijking ontstaat in het embryo, dan kan er sprake zijn van mozaïcisme, waarbij sommige cellen in het lichaam de afwijking wel hebben, en andere niet.