Boezemtussenschot-defect

Op deze pagina vindt u een overzicht van de beste specialisten in Nederland voor het behandelen van boezemtussenschot-defecten. Ontdek deskundige zorg en optimaliseer uw zoektocht naar de juiste medische professional.

Uitgelichte boezemtussenschot-defect specialisten

Vind een boezemtussenschot-defect specialist in uw regio

Informatie over boezemtussenschot-defect

Atriumseptumdefect of Boezemtussenschot-defect

Een atriumseptumdefect of atriaal septumdefect (ASD) is een hartafwijking, waarbij in de scheidingswand tussen de twee boezems van het hart een gaatje zit.

Wat is een ASD?

Tijdens de zwangerschap zit er altijd een opening in deze scheidingswand, omdat de foetus geen bloedsomloop heeft naar de longen, maar via de placenta zuurstof haalt uit het bloed van de moeder. Deze opening heet foramen ovale. Na de geboorte behoort dit gat met een klepje te sluiten; dat klepje groeit vervolgens vast. Als het klepje niet goed van vorm of grootte is, blijft er een gaatje over. Door dit gaatje lekt zuurstofrijk bloed dat via de longader de linkerboezem instroomt, naar de rechterboezem weg en gaat daarna via de rechterkamer en longslagader weer naar de longen.

Gevolgen

De voornaamste gevolgen zijn hartklachten en een licht vergrote kans op longontstekingen. Doordat de rechterzijde van het hart harder moet werken (meer bloed moet rondpompen), "slijt" deze kant van het hart sneller dan zou moeten. Dit geeft op latere leeftijd een verminderd inspanningsvermogen en een grotere kans op ritmestoornissen. De longontstekingen ontstaan doordat de longen door de grotere bloeddoorvoer vochtiger zijn dan normaal, waardoor een betere omgeving voor bacteriën ontstaat.

Diagnose en behandeling

Een ASD geeft vaak niet direct symptomen. Doordat de longslagader meer bloed te verwerken krijgt dan normaal, kan het bloed hier gaan "ruisen" wat met een stethoscoop hoorbaar is. Op latere leeftijd kunnen zoals gezegd kortademigheid en verminderd inspanningsvermogen optreden. Als het ASD niet nog vanzelf dichtgroeit (wat alleen bij zuigelingen voorkomt), is het operatief te verhelpen. Vaak gebeurt dit op vier- tot zesjarige leeftijd. Vroeger gebeurde dit altijd met een openhartoperatie, tegenwoordig kan vaak ook een "parapluutje" gezet worden met een liescatheter, een operatie die lijkt op een dotterbehandeling. Als deze laatste operatie voorspoedig verloopt, kan de patiënt vaak nog de dag na de ingreep naar huis. Na de operatie zijn nog wel regelmatige controles nodig. De kinderen herstellen over het algemeen snel na een operatie en kunnen binnen een paar dagen alweer naar de peuterspeelzaal of naar school. De eerste controle vindt plaats na een paar weken en daarna met snel uitbreidende tussenpozen. Daarbij wordt erop gelet of de grootte van de rechterkamer normaal wordt. Verder worden er steeds ecg?s gemaakt om het hartritme te controleren en wordt met een echo gekeken of er inderdaad geen bloed meer van de linkerboezem naar de rechterboezem vloeit.