zorgaanbieders
Zorgaanbieders
Zoek en vind uw zorgaanbieder bij u in de buurt of in een bepaalde regio
Informatie over Derde hersenzenuwverlamming

Inhoud

De derde hersenzenuw is een zenuw die in zijn verloop vanaf de hersenen tot aan het oog op verschillende plaatsen verlamd kan raken. Aangezien deze zenuw vier van de zes uitwendige oogspiertjes aandrijft, wordt de beweeglijkheid van het oog ernstig aangetast bij verlamming.

De verlamming kan volledig of gedeeltelijk zijn, en treft meestal slechts één oog. Meestal treedt de verlamming op oudere leeftijd op, soms bij jongere mensen en in uitzonderlijke gevallen bij jonge kinderen.

Oorzaak

Een verlamming van de derde hersenzenuw is meestal verworven en zelden aangeboren. Een verworven verlamming van de derde hersenzenuw kan verschillende oorzaken hebben. Mogelijke oorzaken zijn: suikerziekte, hoge bloeddruk, een ongeval, virale infecties, problemen met de doorbloeding of een combinatie van deze factoren. Een ruimte-innemend proces in de hersenen is zelden de oorzaak van het probleem. Zo nodig zal een patiënt met een verlamming van de derde hersenzenuw voor verder onderzoek verwezen worden naar bijvoorbeeld een neuroloog of internist. Het komt voor dat, ondanks uitgebreid onderzoek, de oorzaak van het ontstaan van een oogspierverlamming niet kan worden vastgesteld.

Verschijnselen

Wanneer deze zenuw verlamd is, krijgen de spieren geen of onvoldoende informatie door vanuit de hersenen. Hierdoor hebben deze spieren een verminderde werking. Gevolg hiervan is dat het oog niet optimaal kan bewegen, het bovenooglid gaat hangen en de pupil niet optimaal kan werken. Afhankelijk van de mate van de verlamming zal de beweeglijkheid van het oog in meerdere of mindere mate verminderd zijn. Een verlamming van de derde hersenzenuw kan zowel aan één oog als aan beide ogen voorkomen.

De derde hersenzenuw heeft twee aftakkingen, de ramus superior en de ramus inferior. Het kan zijn dat niet de gehele zenuw verlamd raakt, maar alleen de onderste of bovenste tak, waardoor alleen de daarbij horende spieren een verminderde werking krijgen. Ook komt het voor dat slechts één oogspier een verminderde werking heeft, terwijl de andere spieren normaal functioneren.

De belangrijkste verschijnselen bij een verlamming van de derde hersenzenuw zijn:

  • hangend bovenooglid (oftewel ptosis)
  • afwijkende oogstand, meestal naar buiten gedraaid, met dubbelzien
  • slechte beweeglijkheid van het oog
  • wijde pupil.

Diagnose

Het is van belang dat naar de oorzaak van de oogspierverlamming gezocht wordt en dat deze oorzaak eerst behandeld wordt.

Afhankelijk van de oorzaak van de verlamming kan er spontaan herstel optreden. Dit herstel vindt meestal binnen een half jaar plaats. In veel gevallen keren de oogspierfuncties volledig terug. Het komt ook voor dat geen of slechts gedeeltelijk herstel van de oogspierfuncties optreedt. Indien de spierfuncties herstellen, zal ook het dubbelzien minder worden of geheel verdwijnen. Bij een aangeboren verlamming is geen herstel te verwachten.

Behandeling

Behandeling is nodig als een patiënt veel last houdt van dubbelzien, een storende oogstand of het hangende ooglid.

Behandeling kan bestaan uit het voorschrijven van een prismabril en/of een operatie aan de oogspieren. Om spontaan herstel de gelegenheid te bieden, moet er minimaal een half jaar gewacht worden voordat een eventuele prismabril wordt voorgeschreven of oogspieroperatie kan plaats vinden. Ook moet de afwijking stabiel zijn voordat er geopereerd kan worden.

Bij een kleine afwijking kan een prismacorrectie een oplossing bieden. Een prisma is een speciaal brillenglas dat het beeld verplaatst en zo de dubbelbeelden op elkaar kan zetten tot een enkel beeld. Prisma's zijn in verschillende sterkten verkrijgbaar. Om te bepalen welk prisma voor de patiënt het meest geschikt is, wordt er vaak eerst een 'plakprisma op de bril geplakt. Staat de prismasterkte eenmaal vast, dan kan de opticien het prisma met deze sterkte in het brillenglas verwerken.

Is de afwijking te groot voor correctie met een prisma, dan kan een oogspieroperatie overwogen worden. Het doel van deze oogspieroperatie is om de oogstandsafwijking te verkleinen en de balans tussen de oogspieren te verbeteren. Hierdoor wordt het makkelijker om de dubbelbeelden weer tot een beeld te versmelten. De beweeglijkheid van het oog kan echter ook na een operatie verminderd blijven. Het komt dus geregeld voor dat men, ondanks een oogspiercorrectie, nog een dubbelbeeld waarneemt.

Is er na een operatie toch nog hinderlijk dubbelzien bij zien recht vooruit, dan kan ook hier een prismacorrectie verbetering geven. Soms is de samenwerking tussen de ogen zo ernstig verstoord, dat het zelfs met een prisma niet mogelijk is de beelden enkel te krijgen.

Bij een aangeboren verlamming heeft een oogspieroperatie alleen als doel het verkleinen van de oogstandsafwijking en daarmee een cosmetische verbetering van de oogstand.

Een hangend ooglid kan gecorrigeerd worden met een ooglidcorrectie. Bij jonge kinderen heeft een ooglidcorrectie niet alleen een cosmetisch, maar ook een functioneel doel. Indien de pupil gedeeltelijk of geheel bedekt wordt door het bovenooglid, zal dit oog niet of minder gebruikt worden. Er kan dan een lui oog (amblyopie) ontstaan. Een wijde pupil kan helaas niet goed behandeld worden. Soms kunnen bepaalde oogdruppels de pupil tijdelijk weer nauw maken, zodat de lichtgevoeligheid vermindert. Ook een zonnebril of gekleurde contactlens kan hiertoe bijdragen.

 
Derde hersenzenuwverlamming linken
Derde hersenzenuwverlamming behandeling
Derde hersenzenuwverlamming behandeling op de kaart
Google leads