Een knieschijfaandoening veroorzaakt pijn in de knie. Een aandoening aan de knieschijf kan direct of indirect ontstaan. Directe oorzaken zijn bijvoorbeeld een auto-ongeluk of een harde val. Indirect door bijvoorbeeld een afwijkende stand van het been waardoor je knieschijf overbelast raakt.
Bij een knieschijfaandoening kunnen volgende symptomen voorkomen:
Het belangrijkste doel van de behandeling is het bestrijden van de pijn, het verminderen van eventuele zwelling en het herstel van de sterkte en de normale beweeglijkheid. De pijn wordt verminderd met pijnstillers (analgetica) zoals ontstekingsremmende middelen (NSAID's). De aangetaste knie kan worden vastgezet met een stevig verband. Daardoor krijgt de knie rust en wordt de pijn minder. Als er sprake is van vloeistofophoping met bloed (hemartrose) wordt eerst met een naald de vloeistof opgezogen (aspiratie) en wordt het kniegewricht daarna vastgezet. Met bepaalde hulpmiddelen, zoals orthesen, kan de positie van het gewricht worden verbeterd tot het gewricht is genezen. Met fysiotherapie en oefeningen voor het versterken van de spieren rond de knieën kan worden begonnen als iemand geen pijn meer heeft. Een operatie waarbij het kniegewricht wordt geopend om de verschuiving (luxatie) te verhelpen is nodig als andere niet-operatieve behandelingen niet werken.