Een carcinoom is een maligne (kwaadaardige) woekering van epitheelcellen. Het epitheel is een algemene benaming voor de cellen die aan de oppervlakte liggen van huid en slijmvliezen. Zoals bij alle maligne tumoren worden carcinomen gekenmerkt door infiltratieve groei, vaatingroei, de aanwezigheid van mitose figuren in een histologisch preparaat en mogelijk celverval (necrose).

De volledige benaming van een carcinoom is afhankelijk van het weefsel van waaruit het ontstaan is. De tumoren, die tot de groep van carcinomen worden gerekend, hebben met elkaar gemeen dat ze meestal niet bij kinderen en jonge volwassenen voorkomen. Dit heeft te maken met de ontstaanswijze van carcinomen; behalve erfelijke aanleg en domme pech spelen omgevingsinvloeden zoals roken, slecht eten, vervuilde buitenlucht e.a. vaak mee. Dit is ook vrij logisch als men bedenkt dat weefsels zoals huid, maagslijmvliezen, darmslijmvliezen, longslijmvliezen e.a. makkelijk van buitenaf 'bereikbaar' zijn door respectievelijk te veel zon, slecht eten en bijvoorbeeld roken. Deze 'slechte' omgevingsinvloeden hebben tijd nodig om weefsel tot een kwaadaardig weefsel te laten uitgroeien en zijn daarom zeldzaam bij jonge mensen.